Beleg van Oostende
't Spaensche gedrocht, met haer gespuys,
quamen met een groot gedruys
vor Oostende, met haer bende,
die daer rende om de stad,
schoten de wallen by naer plat;
Mynden en stormden gantsch verwoet,
spaerden oock geen menschen bloet,
om te dwingen en te bringen
sonderlingen na haer sin,
dese daer uyt, en zy daer in.
Maer die van binnen pasten oock
wat te raken int gesmoock,
en sy schoten onverdroten,
dat de kloten treften welmenig jong,
kloeck en fraey gesel.
Trommel en' fluyt en oock trompet
hoorde men seer soet te met;
't vroylyck wesen werd gepresen,
al wast vreesen noch so groot,
in blydschap werd' verwacht de doot.
't Is waer, de stad werd Spanjaerts prooy;
laet hem wesen daer met mooy;
ons, op heden, syn vier steden
weer met vreden aen ons land,
daer voor gebracht tot synder schand.
Valerius, Neder-landtsche gedenck-clanck, Haerlem 1626, bl. 191, 'stem: Windeken daer het bosch van drilt'; - Dr. A. Loman, Oud-Nederl. ldr. uit den Neder-landtschen gedenck-clanck, eerste uitg. 1871, nr. 12, bl. 42 en nr. 12 der muziekbijlagen; tweede uitg. met J.C.M. van Riemsdijk, 1893, nr. 12, bl. 14. - In dit lied wordt bezongen het Beleg van Oostende, dat duurde van 5 Juli 1601 tot 20 September 1604, toen de stad zich gedwongen zag, zich aan de Spanjaarden onder Spinola over te geven. 'Noyt', zegt Valerius, 'isser stad beter beschermt geweest dan dese. Men rekende datter wel 100000 menschen in dese belegeringe syn doot gebleven.'Zie bij H.J. van Lummel, Nieuw Geuzenlied-boek, nr. 165, bl. 402: 'Een nieu liet van de groote victorie die God gegeven heeft over de stadt Oostent, waer op den vyand drie stormen gedaen heeft, 's maenendaegs na drie coningen 1602. 'Op de wijze: Van Bommelken bom'; 'een liedje gemaakt in de gedachte', schrijft v.L., 'dat men er in slagen zou om Oostende te behouden, dat evenwel niet gelukt is.'Voor de melodie, zie hiervoren I, nr. 161, bl. 597.
Dank aan Harry.
1 opmerking:
Ik begrijp al evenmin het 'oud Oostends' als het huidige! H.C.
Een reactie posten