Uit: Mannen van de dood
„Ze lachten, de heren, maar toch staken ze dreigend af tegen de zomerse hemel en ze leken zich ineens ook ongemakkelijk te voelen in hun rol – uitgerekend op een mooie dag als vandaag moesten zij hun werk doen, en erg ver waren ze zelf trouwens ook niet meer verwijderd van hun einde. Het besef was ineens daar.
Ze vervolgden hun weg.
Maar er was iets veranderd. Ze waren nu in hun rol. De gezichten stonden plechtig en uitgestreken, de man die zijn hoed in de hand had gehouden, zette hem met een zwierig gebaar weer op. Ze liepen perfect met elkaar in de pas, het zouden broers kunnen zijn. Of had het beroep hen zo dichtbij elkaar gebracht? Ze leken wel één en alle kraaien tegelijk.
Ze werden bekeken.
De oude man op het bankje naast de ingang had de kraaien over de brug zien komen. Een vreemd soort opwinding maakte zich van hem meester nu ze zijn kant op kwamen. Hij kende ze, hij wist waar ze voor kwamen, ze brachten leven in de brouwerij. Ze hielden halt toen ze bij hem waren, gaven hem hen een hand, klopten hem op de schouder. Ze lachten toen hij een grap maakte, ongetwijfeld in de trant van “Jullie komen zeker voor mij hè...” De dames verderop keken nadrukkelijk de andere kant op.
Na nog een paar woorden gingen de kraaien verder, het verzorgingstehuis in. In de deuropening namen ze gelijktijdig hun hoed af. Hier woont de dood, zeiden hun smalle ruggen, ook op zonnige dagen.“
„Ze lachten, de heren, maar toch staken ze dreigend af tegen de zomerse hemel en ze leken zich ineens ook ongemakkelijk te voelen in hun rol – uitgerekend op een mooie dag als vandaag moesten zij hun werk doen, en erg ver waren ze zelf trouwens ook niet meer verwijderd van hun einde. Het besef was ineens daar.
Ze vervolgden hun weg.
Maar er was iets veranderd. Ze waren nu in hun rol. De gezichten stonden plechtig en uitgestreken, de man die zijn hoed in de hand had gehouden, zette hem met een zwierig gebaar weer op. Ze liepen perfect met elkaar in de pas, het zouden broers kunnen zijn. Of had het beroep hen zo dichtbij elkaar gebracht? Ze leken wel één en alle kraaien tegelijk.
Ze werden bekeken.
De oude man op het bankje naast de ingang had de kraaien over de brug zien komen. Een vreemd soort opwinding maakte zich van hem meester nu ze zijn kant op kwamen. Hij kende ze, hij wist waar ze voor kwamen, ze brachten leven in de brouwerij. Ze hielden halt toen ze bij hem waren, gaven hem hen een hand, klopten hem op de schouder. Ze lachten toen hij een grap maakte, ongetwijfeld in de trant van “Jullie komen zeker voor mij hè...” De dames verderop keken nadrukkelijk de andere kant op.
Na nog een paar woorden gingen de kraaien verder, het verzorgingstehuis in. In de deuropening namen ze gelijktijdig hun hoed af. Hier woont de dood, zeiden hun smalle ruggen, ook op zonnige dagen.“
In Amsterdam is woensdag de Nederlandse columnist en schrijver Martin Bril op 49-jarige leeftijd overleden. Bril werd op 21 oktober 1959 geboren in Utrecht.
1 opmerking:
Prachtig stukje.
Jeanne.
Een reactie posten