Thalys in Oostende.
vrijdag 05 februari 2010
Auteur: Vorige week zat ik in de Thalys van Parijs naar Brussel. Een jonge Marokkaan, zestien, zeventien jaar oud, werd door twee conducteurs gedwongen op de lege plaats naast mij te zitten. Hij had geen ticket en geen paspoort. De politie zou hem in Brussel opwachten. De conducteurs bleven in het gangpad naast hem staan. De jongen jammerde dat hij geen geld had en een familielid in een Brussels hospitaal moest opzoeken. Ze lieten zich niet vermurwen.
Ik vroeg de jongen of hij niet in mijn oor wilde schreeuwen, maar hij ging gewoon door. Toen vroeg ik de conducteurs of ze hem niet ergens anders in de trein konden vasthouden, omdat ik rustig een boek wilde lezen. Maar ze antwoordden dat er geen andere plaats was. De jongen smeekte om de politie niet in te schakelen. Zijn moeder lag in Brussel op sterven. Misschien was ze al dood. Ik ergerde me aan dat geweeklaag. Geen kaartje kopen maar wel een heel treinstel terroriseren. De andere passagiers waren misschien wijzer dan ik. Ze keken uit het raampje en probeerden te doen alsof er niets aan de hand was.
Een andere Marokkaan, hoogstens een paar jaar ouder, een bourgeoisversie in Burberry, begon zich ermee te bemoeien en schold de jongen uit in het Arabisch. Tegen mij zei hij excuserend in het Frans: Marokkanen moeten zich hier eindelijk eens leren gedragen.
De jongen naast mij zette een iPod op met luide rapmuziek. Het geklaag van outcasts. Zangers in trainingspakken met gouden kettingen om die de maatschappij de schuld geven. De typische antimuziek van 'wij horen er niet bij' en 'in onze getto gaat het zo slecht' en 'alle vrouwen zijn hoeren' en 'criminaliteit is stoer'. Ik zag dat de jongen in zijn element was. Hij kreeg aandacht en werd bevestigd in zijn idee dat de wereld hem niet accepteert. Hij begon te lachen en genoot ervan. De conducteurs vroegen of die muziek zachter kon. Hij riep dat ze hem eindelijk met rust moesten laten.
Een vrouw schuin achter mij stak een hand op naar de conducteurs. Ik kon niet verstaan waar ze het over hadden. Toen draaide een van de conducteurs zich naar de jongen om en zei dat het allemaal in orde was. Zijn ticket was betaald. Hij stond op en gaf de vrouw een kus op haar beide wangen. Hij danste in het gangpad met zijn handen opgericht naar de hemel. Hij riep dingen die ik niet begreep. Misschien dankte hij Allah. De weldoenster las onverstoorbaar verder in haar Paris Match. Ik wist niet wat ik ervan moest denken. Houdt die vrouw niet zijn wangedrag in stand? Zijn ergerlijke onwil om te integreren? Of is het naastenliefde? Het is toch niet goed dat hij systematisch leert dat hij overal mee wegkomt?
Op het perron in Brussel werd de jongen door leeftijdgenoten opgewacht. Ze staken een vinger op naar de conducteurs en liepen lachend de roltrappen af. Waarom zouden ze zich van regels wat aantrekken? Waarschijnlijk hebben ze zich doodgelachen toen ze woensdag in het centrum van Brussel politieagenten zagen demonstreren tegen het cellentekort en de onmacht van justitie. Weerstand van bordkarton.
Moeten we medelijden hebben met jonge criminelen, ons zelf verwijten dat we ze geen kans hebben gegeven, moeten we hen zien als slachtoffers van ons eigen falen? Moeten we alleen mildheid aan de dag leggen als we in hun getto's een blik werpen, hebben we niet genoeg gedaan om ze bij ons te betrekken? Ik heb, de jaren dat ik in Schaarbeek woonde, mijn best gedaan om mij te integreren. Ik was naïef begonnen aan een cursus Arabisch om de buren te kunnen begroeten en te informeren naar hun welbevinden, maar die waren helemaal niet in ons geïnteresseerd. Ik weet het, niet ongeduldig zijn, integratie kost tijd, daar zijn generaties voor nodig. Maar vooral nodig zijn sterke vaders, die eenduidig zeggen wat de regels zijn en toezien dat die nageleefd worden. Kunnen we die rol wel spelen?
Onze ouders en grootouders die de oorlog hebben meegemaakt beweren dat we nooit hebben hoeven te vechten voor onze vrijheid. Inderdaad, we zijn goed in het uitleven van vrijheid en in alle leuke dingen die je daarmee kunt doen. Zo zijn ook onze kinderen opgevoed. Door ouders die niet geleerd hebben om hard op te treden. Nultolerantie is voor ons het moeilijkste wat er is. Grenzen stellen, ingrijpen en roepen: nu is het genoeg.
Oscar van den Boogaard is schrijver.
Column uit de Standaard.
1 opmerking:
Dilemma, dilemma, dilemma...
- in gedachten zing je dit op het prachtige "Parole, parole, parole"..., komt in feite nét op t zelfde uit hé...
Een reactie posten